woensdag, mei 31, 2006

De brief van ir. G.A.Kessler (30 juni 1944)

De brief van ir. G.A.Kessler

De brief werd 30 juni 1944 geschreven omdat mijn Grootmoeder een publicatie wilde wijden aan haar man zoals hij voortleefde in de herinnering van zijn vrienden. Ik wilde je deze brief niet onthouden die een zo karakterestiek beeld van Koenigs geeft.

Christine Koenigs 020-6381023 0651313488

In Roemenie leerde ik Koenigs voor het eerst kennen en wel in 1910, nadat ik naar Bucarest was overgeplaatst, waar ik als onder-directeur lid werd van de Directie der Astra Romana. Van de directie was de heer C.M.Pleyte de president. Hij was senior, een man van 45j. Zijn kennis was in de practijk gevormd, zijn karakter kenmerkte zich vooral door betrouwbaarheid en eerlijkheid. Onder hem te werken was een genoegen en dat ondervonden de 3 jonge lieden, die met hem tezamen de Directie vormden. middelberg, die de technische leiding had, Jacobson, die de commerciele en administratieve leiding had en ikzelf, die gelegenehid kreeg om vanuit het hoofdkantoor de algemeende vraagstukken te leeren kennen, die met de leiding van een flink bedrijf gepaard gaan.

In 1910 zou de Duitse onderneming Regatul Roman door de Astra Romana worden overgenomen. De condities waren in Londen tusschen de beide partijen, Schaaffhausensche Bankverein en Bataafsche Petroleum Mij. overeengekomen, doch in Roemenie moest de overneming van de diverse activa der Duitsche onderneming plaatsvinden. Hierdoor kwamen wij in nauw persoonlijk contact met Koenigs, die de Regatul Roman leidde en de Schaaffhausenschen Bankverein vertegenwoordigde. Ook hij was nog geen 30 j. oud en vrijgezel en paste uit dien hoofde goed bij de jonge directeuren van de Astra Romana. Hij bewoonde in Campina een heerlijk huis, gelegen op een hoog terras boven de Prahova, die daar door de Karpathen breekt en die soms als een smal kronkelend lint in het breede erosiedal ligt, dat de rivier heeft uitgesleten, maar die soms ook, na tropischen regenval, in weinige uren kan aanzwellen tot een wilde stroom.

Toen Koenigs in ons milieu binnen kwam was zijn persoonlijk succes prima vista niet dat van een triumphator. De heer Pleyte (die hem spoedig zou leren waarderen) uitte zijn eersten indruk ongeveer in deze woorden: 'Nu ik ben benieuwd wat wij met dezen Mephisto nog gaan beleven'. Deze karakteristiek was zo gek niet. Niet veel opmaak en weinig schmink was er nodig geweest om van Koenigs een voortreffelijken uitbeelder van Faust's Mephisto te maken. Zijn smalle ogen, zijn scherpe neus, en dunne lippen, vooral zijn lange magere gestalte met zijn hoekige, ietwat schokkige bewegingen, maakten hem bij uitstek geschikt om Mephisto's rol te vertolken. Maar Pleyte met zijn eenvoudig en direkt karakter had vermoedelijk niet alleen de uiterlijke gelijkenis opgemerkt, vereenigd waren humor, intellect en intellegentie. Zouden deze kostelijke eigenschappen als Mephisto slechts de attributen zijn van een alle menschelijke zwakheden begrijpenden spotter en menschenverachter of zouden zij, de uiterlijke gelijkenis ten spijt een man sieren wiens wezen gericht was op begrijpen, ten einde te overbruggen, samen te brengen, op te bouwen?

Hieromtrent werden wij niet lang in twijfel gelaten.

Het bleek een groot genoegen met Koenigs zaken te doen. Zijn zeldzaam sterk geheugen, zijn altijd bewegelijke combinerende geest, gaven hem op zakengebied een virtuositeit, die, omdat zij nimmer misbruikt werd, niet alleen imponeerde maar weldra aan vertrouwen in boezemde. Koenigs autoriteit in zaken beruste op het hechste fundament van strikte betrouwbaarheid.

Zoo groeide spoedig de vriendschap tusschen Koenigs en de heeren van de Bataafsche, een vriendchap, die ook standhield gedurende de oorlog van 1914-1918. In Roemenie profiteerden Jacobson en ik herhaaldelijke van de hartelijkheid van Koenigs. Menigen mooien tocht in de Karpathen herinner ik mij, soms met de auto, die toen nog een tamelijk schaarsch voertuig was, waarover Koenigs beschikte en die er machtig uit zag, maar zo nu en dan toch door een span van 6 tot 8 ossen geholpen moest worden om een bergpas met succes te beklimmen.

De oorlog bracht mede, dat het persoonlijk contact met Koenigs tijdelijk onderbroken werd, maar niet de warme gevoelens, die ook Deterding voor hem was gaan koesteren. Ook de zakelijke band tusschen Koenigs en de Bataafsche werd gedurende de oorlogsjaren hechter aangetrokken en na den oorlog werd Koenigs meer en meer vertrouwensman van de Btaafsche, in het bijzonder voor de Duitsche aangelegenheden.

Ikzelf maakte deze ontwikkelingen niet mede, omdat ik in 1917 mijn werkzaamheden bij de Koninklijke had beeindigd, ten einde deel te nemen aan het voorbereidende werk om in ons land hoogovens en staalfabrieken tot stand te brengen. Ik zou echter spoedig bij mijn werkzaamheden opnieuw met Koenigs in aanraking komen, want toen de oorlog uit was bleek, dat wij met ons voorbereidende werk deerlijk in verlegenheid waren geraakt. De bijeengebrachte geldsom was geheel ontoereikend om bij de enorm verhoogde prijzen het programma ten uitvoer te brengen en er was een bedenkelijk onzekerheid ontstaan bij de commissarissen of het werk al of niet moest worden voortgezet. Onder deze omstandigheden besloot ik Koenigs om raad te gaan vragen.

Na eenige jaren elkander niet gezien te hebben, bezocht ik hem in Keulen en onmiddelijk ontsproot aan zijn zoo vindingrijken geest een project, dat voor de verdere ontwikkeling van onze onderneming van grote betekenis zou worden. Zijn denkbeeld was, nu onze geldmiddelen ontoereikend waren voor de uitvoering van de volledige bouwplannen, dat wij een aandeel zouden nemen in Phoenix A.G. welke onderneming geacht kon worden de belangrijkste te zijn van de Duitsche Montan industrieen.

Dit aandeel kon, ten gevolge van de abnormale omstandigheden waarin Duitschland zich toen bevond, voor lagen prijs verworven worden. [waard 30 mio verwerving 5,5 m] De invloed, die wij daardoor zouden verwerven, zou ons in staat stellen toch iets te verwerkelijken van onze bedoelingen om de voorziening van ons land met staalproducten voor de toekomst te verzekeren.

Het trof, dat Otto Wolff een groot pakket aandelen Phoenix bezat en in verband met andere plannen, die hij toen koesterde, bereid was dit pakket van de hand te doen. Koenigs was hierin de bemiddelaar en met grote voortvarendheid kon deze transactie tot een goed einde worden gebracht.

Door deze transactie was het voorbestaan van hoogovens verzekerd. Weliswaar moesten wij ons nu met de eigen bouwplannen in IJmuiden nog verdere beperkingen opleggen, maar daar tegenover stond, dat wij een waardevol bezit in de Duitsche metaal industrie hadden verworven en daardoor ook internationaal een positie hadden gekregen, die ons van groot nut is geweest.

Van dat tijdstip af is Koenigs steeds mijn vraagbaak gebleven. Zijn bereidheid om zich te verdiepen in de problemen, die ik zoo nu en dan bij hem ter sprake bracht was onbeperkt. Wanneer men hem vragen voorlegde dan zag men hoe deze in zijn brein verwerkt werden. Met den blik strak vooruit gericht als of hij de oplossing der problemen aan het firmament moest aflezen, werden pro's en contra's overwogen en werden suggsties soms nog half voldragen, maar steeds mogelijkheden combinerend, door hem geopperd; een proces, dat niet altijd gemakkelijk te volgen was, omdat Koenigs zo snel, zo spontaan in zijn gedachtengang was, dat vaak tusschenliggende stadia overgeslagen werden. Maar tevens was hij een uistekende luisteraar en elke opmerking of tegenwerping liet hij ten volle tot haar recht komen, ook wanneer hij soms een tijd lang nog doorging op den weg zijner eigen gedachten: zonder feilen kwam hij op de gemaakte opmerking terug en bracht zodoende weer het verband tot stand tusschen luisteren en spreken, hetgeen de gedachtenwisseling tussen twee personen zo bijzonder vruchtdragend kan doen zijn.

Was Koenigs de bemiddelaar geweest bij onze eerste grote transactie, waardoor het voortbestaan der onderneming werd verzekerd, in 1929 was het weer aan wien Hoogovens te danken had, dat een tweede, voor Hoogovens bijzonder belangrijke transactie tot stand kon komen. Koenigs genoot het vertrouwen van de Bataafsche en interesseerde zich warm voor de Hoogovens. Hij zag de mogelijkheid om beide parijen bijeen te brengen in een project, dat de Bataafsche wenste te verwezenlijken en dat indien het bij Hoogovens tot stand werd gebracht, voor de Hoogovens van grote betekenis zou kunnen worden, nl. de stichting van een stikstoffabriek. Koenigs begreep, dat de wind uit den gunstigen hoek woei, wanneer hij met de suggestie kwam, dat de Bataafsche voor eigen rekening een stikstoffabriek te IJmuiden zou bouwen. De Bataafsche zou hier ervaring op doen, terwijl voor de Hoogovens de mogelijkheid ontstond voor haar bijproducten een mooie opbrengst te verwerven.

Opnieuw bleek de bijzondere geschiktheid van Koenigs om partijen bijeen te brengen, om voor tegenstellingen oplossingen te vinden, om voorwaarden aan de hand te doen, die bevredigen konden. Zoo kwam de relatie met de Bataafsche tot stand, een relatie, die in de verder ontwikkeling van uiterst aangenamen aard zou blijven.

In de crisisjaren, die volgden heb ik weinig gemerkt van de moeilijkheden, die Koenigs had door te worstelen. Het was niet zijn gewoonte om te klagen, nog minder om zich te beklagen. Hij verstond de kunst tegenslagen te verduren; met gebogen hoofd heb ik hem nimmer aangetroffen. Ook bleef zijn belangstelling onverflauwd en kon men steeds bij hem om raad gaan. Zoo werd het mij een gewoonte om eigen oordeel op te schorten totdat ik Koenigs gesproken had. Maar de gebeurtenissen lieten hem allerminst onbewogen. Zijn diepste wezen werd erdoor geraakt en vaak kon hij de innerlijke emotie nauwelijks onderdrukken, wanneer wij het hadden over hetgeen in Duitsland gebeurde. Heftig kwam hij hiertegen in verzet; hoe kon het anders, daar immers heel zijn wezen in lijnrechte tegenstelling stond tot den nieuwen geest, die zich aanbrak. De fanatieke krampachtige verbetene levenshouding met de ontzaglijke beperking op cultureel gebied die dit met zich meebrengt, was hem ten eenenmalen vreemd. Hij had de rijkdommen der aarde van geestelijken en stoffelijken aard lief en diende op zijn wijze het idee der verbroedering, die zich niet binnen enge nationale grenzen laat opsluiten. Als hij iets gehaat heeft, dan was het de noodlottige ideologie van afgunst en vergelding, die zich dreigend baanbrak en die zijn levensgrondslag aantastte. Zijn verzet hiertegen onstproot aan zijn diepste innerlijke en beroerde hem fel. Il paya de sa personne, maar hij behield zijn goed vertrouwen. Want Koenigs kon niet anders dan constructief denken en dat beschermde hem tegen moedeloosheid en verslagenheid.

Koenigs is veel te vroeg heengegaan. Aan mannen van zijn kennis en van zijn structuur heeft de wereld behoefte om weer te herstellen van de slagen van dezer jaren.”

*****************************************************************************************************************

Noot: Niet alleen Kessler ook Jordaans heeft zich over Koenigs zijn felle anti Nazi houding geuit. Koenigs werd de 'champion of Hitlers victims' genoemd en heeft vrienden niet meer willen zien die het Nazidom toegedaan waren. Deterding is naar mijn weten tot aan zijn dood met Koenigs bevriend geweest, dat zegt iets over diens houding tot het nazi-regime.

Hermann Josef Abs was de leerling van Koenigs, Koenigs heeft hem zijn hele loopbaan en opleiding over de gehele wereld vanuit Amsterdam bij Rhodius Koenigs gegeven. Franz Koenigs plaatste Abs, uiteindelijk bij Delbrueck Schickler vanwaar uit hij naar de Deutsche bank overstak. Toen Abs zich met de industrie achter Hitler schaarde heeft Koenigs zich tegen hem uitgesproken.

Franz Koenigs heeft aan de SGIII informatie over de nazi ontwikkelen gegeven. Vanaf het uitbreken van de oorlog gaf hij info aan de Britten en gaf hij zijn eigen netwerk bloot als de 'Koenigs organisation'. Hij is een van de voorlopers van de 20 juli 1944 Attentat op Hitler.

Hij werd op 6 mei 1941 vermoord op het station in Keulen. Hij werd onder de trein geduwd waardoor zijn bekken verbijzelde.

-Zie publicatie Band 5 van de ‘Schriftenreihe der Forschungsgemeinschaft 20.juli 1944' e.V. Lit Verlag ISBN 3-8258-7662-4 Unterstützung des deutschen Widerstands: Franz Koenigs und Hans Leibholz.